éénjarige lampionslangLeeft voornamelijk op insekten, maar slokt af en toe ook weleens een bosmuis of vers gelegd ei naar binnen (van vogels die óp of vlák bóven de grond nestelen), want het moet niet teveel moeite kosten. De Lampionslang heeft geen giftanden en maar een beperkt wurgend vermogen, dat in de loop van de jaren toeneemt; hoe ouder de slang is, hoe meer je er voor moet oppassen dus ... hoewel nog nooit gemeld is dat de Lampion een mens heeft aangevallen, daar is te schuw of bang voor.

De knop van de lampion geeft licht. Staart en lampion bewegen zachtjes heen en weer en suggereren daarmee een sfeer van onschuld. Bij het naderen van een prooi (nachtvlinders móéten nu eenmaal naar licht toe) laat de slang langzaam de onderkaak zakken, terwijl het wiegelen natuurlijk gewoon doorgaat.lampionslang vlak voor vangen van prooiGelijktijdig met het zakken van de onderkaak, lijkt het alsof de vorktong groeit, tot deze als een hengel over de kop (geopende bek) hangt. Komt de prooi tussen hengel en bek, dan is het bekeken: de kop en de hengel schieten naar elkaar toe, de prooi zit klem en wordt naar binnen gedrukt; de tong en drie stompe tandjes houden hem vast, terwijl de beenribbels van het verhemelte de prooi langzaam naar binnen trekken.

De Lampionslang op beurt staat op de menu-lijst van vossen, wolvers en jagende vogels zoals uilen en klauwieren. Als de slang zich bedreigd voelt, probeert z'hy zich uit de voeten te maken door als een springveer weg te schieten. Daarmee is z'hy vos en wolver meestal te snel af, maar de Rode Uil en de Boomvalk kunnen in dat patroon meevliegen.

De Lampionslang van de afbeelding rechtsboven is ongeveer één jaar oud (let op de 'maand'-ringen van de lampion). Als de Lampionslang eenmaal zo'n jaar of drie is, hoeft z'hy alleen nog maar voor wolvers op z'haar hoede te zijn, (het zijn de enige bejagers die van meerdere kanten tegelijk aan vallen en de slang heeft maar één kop om mee te slaan,) voor de andere jagers is z'hy te groot en te zwaar geworden.

eieren van lampionslangDe kop en de lampion op de staart bestaan voor het grootste deel uit kalkbot, de rest van het geraamte is voornamelijk kraakbeen, en een boel spieren natuurlijk. De kop is zo hard dat de slang er de poten en ribben van een zware wolver behoorlijk mee kan beschadigen, de botstruktuur van de lampion zo fragiel dat de slang er wel voor waakt die als verdedigingswapen aan te wenden.

De Lampionslang plant zich voort door middel van eieren: leerachtig, goudgeel en zelfs in tijden van honger voor geen enkele diersoort aantrekkelijk voedsel (ze hebben wel voedingswaarde, maar je wordt er behoorlijk misselijk van en je veranderde lichaamsgeur zorgt voor wekenlange eenzaamheid - in de volksmond heten z'hy waarschijnlijk niet voor niets: stinkzakken) ... niet uitgekomen eieren (niet warm genoeg geweest, beschadigd door een vallende tak, door een broks gebruikt als projektiel) worden overwoekerd en verteerd door de pijnlijk blauwe en dodelijk giftige Eierknotszwam.