schorsrok en verentoga

de boom die honderd meter verder staat, lijkt zich in de nacht tot aan m'n voordeur te hebben verplaatst - de vogels in de kale takken (wat verwacht je van een loofboom in de winter) zijn in heftige diskussie verwikkeld - als ik hen er naar vraag, kwetteren ze onschuldig allerlei onzin uit - maar ik blijf aanhouden.

een grijze duif tenslotte geeft toe dat er een stevige tweespalt is ontstaan, dat de beide kampen op het puntje van hun tak zitten om elkaar aan te vliegen - maar waarom gaat het dan, zou ik niet kunnen bemiddelen, is er niet al strijd genoeg om niets in de wereld? - op m'n middelste vraag wordt door het boombewonende verenpak uiterst schamper gereageerd.

de duif vertaalt, dat niemand ervan te overtuigen is dat die plukjes op m'n hoofd ooit nog uit zullen groeien tot achtenswaardige veren, dus dat ik met geen mogelijkheid de rol van intermediair op me zou kunnen nemen (tjonge, een gestudeerde duif) - en bovendien, schelt een ekster er trommelvlies verkreukelend overheen, kan van mij toch niet écht verwacht worden dat ik onpartijdig zou zijn - hoezo niet?

daar heb ik blijkbaar een pijnlijke zenuw geraakt, want wat er nu losbarst aan herrie (en niet alleen dat, er dwarrelen heel wat veren naar beneden) laat tranen in m'n ogen springen - tot de grijze duif in zijn vlerken klimt en klappert, waarop het rumoer langzaam afzwakt.

om dat te begrijpen, zegt m'n grijze vriend, moet je het antwoord op je eerste vraag weten - de kwestie was, of het vanuit het oogpunt van de geestelijke gezondheid van onze opgroeiende jeugd nog langer getolereerd kon worden, dat jij (ik dus) de inrichting van je huis zo volledig niet van deze tijd mocht laten zijn en publiekelijk tentoonstellen via je onbedekte ramen.

maak het nou, zeg ik, ik bemoei me toch ook niet met jullie nesten - nee, logisch, krijst de ekster, wij passen ons elk eierseizoen aan aan de nieuwe eisen van bouw- en woningtoezicht en het ministerie van hygiëne en dekoratie, terwijl jij ... - genoeg, briest de duif (een duif die briest?), de argumenten voor en tegen zijn genoegzaam bekend, tijd voor een beslissing:

ik vonnis als volgt: gedurende het nestseizoen en het seizoen daarna dien jij, vanaf één uur voor zonsopgang tot één uur na zonsondergang, je gordijnen te sluiten.

dat denk ik niet, schud ik mijn wilde manen, ik héb geen gordijnen, maar bovendien, jullie wetten zijn niet op mij van toepassing, noch omgekeerd.

zoals je wilt, zucht de grijze, die toch mijn vriend niet blijkt te zijn, dan is dit ook de laatste keer dat we jou als onze gelijke beschouwen, de zitting is ontvleugeld, wetshuis, ga terug.

tegen de avond staat de boom weer op z'n vaste plek honderd meter verderop, alsof hij er nooit is weggeweest.

dit gebeurde zo'n twintig jaar geleden ...

vanaf dat moment worden elke lente en zomer mijn ramen zowat kontinu bescheten, laag over laag, het gaat duidelijk niet over verdwaalde klodders - ik heb hartje zomer zelfs midden op de dag het licht nog aan, zo donker is het in huis (en ramenlappen heeft een averechts resultaat, bovendien kan dat alleen als ik volledig bedekt ben in chemische-rampen-bestrijdingskleding en niet met sop maar met afbikhamer en plamuurmes - ondanks die slechts éénmaal te gebruiken overalls met helm moet ik mezelf daarna uren schrobben, en insmeren met brandzalf en allerlei geurtjes, en nog stink ik weken daarna zo naar vogelstront dat ik in geen enkele winkel word toegelaten, telefonisch bestellen mag, aflevering geschiedt aan het tuinhek in dubbel geplastificeerde dozen of afgesloten kontainers).

ik ben inmiddels na vier andere woningen (ook in andere steden) maar weer naar de eerste terugverhuisd, want binnen een paar dagen op een nieuwe plek hebben de vogels me teruggevonden en begint de zonsverduistering weer - had ik misschien toch niet beter wat gordijnen aan kunnen schaffen - ach, nog drie weken, dan is de zomer voorbij, en de ruitenscheiterij, kan ik weer rustig in de tuin zitten - hopelijk brengt de herfst veel zon.