1. tweede aflossing, tijdelijke aanvraag;
  2. telkens anders, ten afscheid;
  3. testantibus actis, zoals de akten getuigen (oproepen, zo doet het geen ander);
  4. twijfelachtige advokaat (wat is er zo apart aan dubbelopping?).
  1. soms, van benauwdheid, woordloos achterblijven;
  2. vorm van regelmatige hoofdpijn (zie ook: 'mijn-grenen');
  3. over de vorige halve zin van de volgende struikelen;
  4. een eigen mening hebben, en daar voor uitkomen (zie ook: taaldrukken of de taaldruknomade, maar nu serieus);
  5. daaronder vandaan zien te komen, en iets prachtigs uitdrukken.
  1. onscheidbare woordbrij;
  2. i., die zich dwangmatig vastklemt aan eigentaalsheid, ook in omgevingen waar dat leidt tot volledige onverstaanbaarheid;
  1. [ww] aansturen op woordbrijwerk;
  2. [ww] z. met talige soortgenoten afzonderen;
  3. (mv. van [zn] taalklit)
  1. tegen alles aan plakken (zie ook: 'posterdol');
  2. staarder naar staaf (soms: welke dan ook - zie verder: staafstaartaap);
  3. tijdens (zeer gewenste) aktiviteiten (toch behoorlijk) angstvallig ploeteren;
  4. geluid van sleepvoet tijdens dans;
  5. langklinkerige strokenband;
  6. langneuzig hoefdier zonder gang.
  1. de naar buitenloopsigheid van een enkel theoloogtype;
  2. danseressen weten er ook weg mee;
  3. stoffen pop van kunstig zijden vouwwerk;
  4. voetenwerk geschilderd op voorsteven van bespannen roeibootframe.
  1. bij gebrek aan onderwerpen;
  2. lamsrug eten van het schaap;
  3. golvend restaurant met gegolfd servies stimuleert opwaartse samentrekkingen middenrif en slokdarm (zie ook: 'koksen');
  4. telefoon aan tafel;
  5. schrijvend glas met sjans;
  6. vleesopsnijder;
  7. wildbluffer;
  8. onbeduidend bolstaande plaat (hout, steen of metaal) waarop iets staat;
  9.  
  1. kleurstelling;
  2. kleurstelligheid;
  3. taffigheid als natuurlijk ervaren;
  4. onbeweeglijke tanguero;
  5. statige lichaamsverdraaiing zonder d'akkendans.
  1. uitgeworpen kleurenleer (maar dan ongelooid natuurlijk);
  2. taffigheid als natuurlijke ervaring verteren;
  3. plaats van vertering van natuurlijke ervaringen;
  4. een van de (meestal gepaard gaande) bijtende ledematen;
  5. tanguero gevangen in te snelle milonga (met als gevolg vaak een stevig buikverloop);
  6. in 'haar op de tandarm hebben': zelfs slapend bijt die je door de strot heen.
  1. openingspas bij gepassioneerde tango: nadat hij haar de roos heeft aangeboden, neemt hij (m/v) die tussen de tanden en haar (v/m) in zijn armen;
  2. ook: de bloem zelf die met bijtmerken - uiteindelijk meer niet dan wel - in een vaas terechtkomt, alleen, als kroningstrofee, op haar nachtkastje;
  3. soms, dankzij de debiele spellingsherzieningen van 1995 en 2005, ook gespeld als tandenrosie.
  1. in 'zijn tanden laten zien':
    1. bij ergernis of het ruiken van externe sekretie (inz. die van het besluit van darm en blaas) de lippen op- en neerkrullen, en heel zachtjes binnensmonds grommen (komt vooral bij katachtigen voor - zie ook: 'hoogkrulling');
    2. op de vraag van tandpasta;
    3. "jawel", zei k., "ik kan jou zijn tanden laten zien", en zij ontpakte zich (uit: wildebras, en toch geen pop, 1966).
  2. in 'ik kan u mijn tanden laten zien':
    1. ik heb honger, en u ziet er appesmakelijk uit, valt u maar om;
    2. links boven, de drie polymeerventraal, een tweevlaksvulling leggen, graag;
    3. er zit een braam aan het onderste kunstdeel, onderkaak bloedt;
    4. zo hard werd ik geslagen, ik heb ze hier los in m'n hand.
  3. in 'op je tanden bijten':
    1. als uw lippen zich mijner voegen, hap ik u toe, en zal er niet lossen;
    2. waarom houd ge ze zelf niet warm in uw bek, o, bloedt die teveel;
    3. de beet in de nek van het twee-ruggig smelten;
    4. o, ik hou zo van u, en weet mij geen maat, excuus.
  1. beschadigend optreden;
  2. beschamend gedrag;
  3. vaak met zeer zichtbaar gevolg;
  4. kan onbehoorlijk lekker zijn;
  5. de kunst is om nèt voor het te laat is, en je met de bloedzooi zit opgescheept, op te houden;
  6. overdreven krachtige inspanning om je snelheid om van versnelling te wisselen op te voeren;
  7. je gebit poetsen met zwavelzuur, of nog helderder, met koningswater;
  8. op de plaats waar je wilde toetanden, achteraf slechts spiegel- of andere roodbevlekte glasscherven aantreffen.
  1. het gevangenzijn niet serieus nemen;
  2. en waarom zou je ook;
  3. grappen die van meer kanten tegelijk op je afstormen;
  4. zongebruinde greppel (voor alle duidelijkheid);
  5. sociaal danser waaraan bepaald gevoel ontbreekt (muzikaal, ritmisch, dat van de -dwalende- hand op de rug, de ongewenste kus in de nek, wat dan ook).
  1. bedeksel;
  2. vloering;
  3. platvlieg;
  4.  
  1. zit ruim om je schamen;
  2. hoe ruimer de lucht, hoe strakker;
  3. bij onderdruk, komt de vorm beter uit;
  4. in 'je tepak afschuiven': in volle bewustzijn je ontpakken, lijkt heel onverantwoordelijk, maar het gebeurt toch alleen maar als je weet dat het goed zit;
  5. in 'je tepak verschuiven': niet de hele moeite doen van ontpakken, maar (slechts net zo veel als nodig is voor een heerlijke realisering,) meestal niet meer dan de halve;
  6. in 'in je tepak schuiven' of 'in je sampak kruipen': na de realisering nog even bij elkaar nagonzen;
  7. in 'in je tepak duiken': er na ontpakking (en hopelijk een genotstrelende speloering) achter komen dat er in het buitenbossige tergende warmteloosheid heerst.
  1. tot elke rijs;
  2. tegen elkaar roepen (ook op afstand);
  3. in 'ter kimme neigen':
    1.  
  4. in 'ter letter leggen':
    1.  
  5. in 'ter stond':
    1. en dat is niet belegen bedoeld
  1. transporterend grimmig genetarief;
  2. tergend goede gezondheid;
  3. omvormend samenvattende taalleer;
  4. thans geen gehoor (gevend).
  1. zo moet ie verwarmen, en anders is ie stuk (zie ook: 'kastandje');
  2. gaten in ijs happer;
  3. een opgericht driftleven hebben;
  4. warmtemeter met graadverdeling die op gewenst punt is aangekomen;
  5. warme bron / sauna met alleen staanplaatsen.
  1. deka-dent.
  1. als je er zo over denkt, kijk dan maar hier;
  2. daar hoeven we ons niet mee bezig te houden, we hebben wel wat beters te doen;
  3.  
  1. het iemand gunnen, en het dan ook verstrekken / doen toekomen;
  2. soms gun je het iemand zo vreselijk hard, dat die ander een wereld tussen jou en zichzelf zou willen werpen, en als je nou maar wist waarom, dan zou je, ach wat, wat zou je dan anders ...
  1. waar grips is, vatten;
  2. dan krijg je ineens de geest, en maak je een beeld van haar, nee geen plat plaatje, zoals een lichtbeeld of handgetrokken, maar een staand of liggend, precies zoals ze zelf echt is, voor als ze er niet echt zelf is.
  1. als het vermoeden bestaat dat een bepaalde zaak / taak zwaar zal worden, krijgt iemand een toeschouder, een hulpje om er onder te zetten, zoals vroeger ook harten onder je riem werden gestoken, maar wie draagt er tegenwoordig nog een riem (bovendien is er sinds 1997 ook nog de wet tegen het vrijelijk vervoeren van vitale lichaamsdelen);
  2. toekijken en geen poot uitsteken, omdat je
    • nogal omwonden bent met kabel, of tape, of
    • je geen poot vrij hebt,
    • je geen poot hebt,
    • je je poten toch al niet thuis kon houden, dus wie verhindert jou je eigen vergrijpen aan wat mooi is.
  1. waar beets is, happen (zonder lossen);
  2. waar begrip is, bevatten;
  3. als het bit zo heftig is, dat flarden mondmaat uit je bek komen, ben je meestal te ver gegaan;
  4. voorzien van eigenmerk (zie ook 'zuignek' en 'tandrak');
  5. met de harde tanden gaan waar de zachte lippen gewenst waren.
  1. inbinden (b-1) zonder in te binden (d-2);
  2. in 'het touwen niet kunnen laten', van twee eindjes geen knoop kunnen;
  3. in 'het touwen niet kunnen laten', bij katten vezelt het te veel;
  4. in 'het touwen niet kunnen laten', weten dat je moet winnen, maar niet waarom;
  5. bereid zijn de leer van het slaag geven uit te dragen;
  6. heel snel duwen, over de rand van de hoed;
  7. omdat ìk het wil, klim jij, òngetwijfeld.
  1. testpersonen, testen of getest worden, dat is de vraag;
  2. ter plekke sterven / stampvoeten;
  3. te popi stroomlijning;
  4. tempus placet sinanthropus, dat was nou het enige wat de oermens beviel, de tijd, de beschikbare hoeveelheid daarvan en de tijdgeest;
  5. tempestas / temptatio purigat seductorem / seductricem, of ook wel: tempestatem / temptationem purgat seductor / seductrix, de storm van de verleiding reinigt de verleid(st)er, of omgekeerd, tòch.
  1.  
  1.  
  1. lijkt zo leuk, maar ik zou er nooit aan beginnen;
  2. het leek zo leuk, maar ik zou er nooit aan begonnen zijn als ik het vantevoren geweten had;
  3. hoeveel steekjes los, zei je?
  1. soms met gemiste gaten;
  2. van de draad gevallen;
  3. heeft doorkijk als toekomstperspectief;
  4. ogenschijnlijk gehecht aan, gevormd naar en gericht op het bovenlichaam dat het omvat;
  5. was ik de uwe, wij hielden ons warm.
  1. korte, tikkende rondslag (vandaar ook in herhaling);
  2. stekende aankondiging (slaapverwekkend, bij voorkeur te vermijden);
  3. lieverd, ontspan je even, het is geen wedstrijd.
  1. je weet wel, zo iemand die ook liever een strak t-shirt had gedragen vanwege de kijkcijfers;
  2. onverwachte konfrontatie na het afschuiven van het tepak (dat kan beter);
  3.  
  1. blaft niet en houdt trouw de wacht, ondanks stoffige verwaarlozing;
  2. zag jaren uit door raam (vanaf hoge boekenstapel), maar wrong zich stil uit beeld.
  1. veerkrachtig en snel ritme van de vingers op en over de huid, waarbij je denkt te voelen dat het niet buiten, maar in je lichaam plaatsvindt;
  2. het op en neer springen van je gevoel bij aanraking.
  1. op de wijze van de stadse wimpels;
  2.  
  1. nog ergere verspilling.
  1.