schedelzwam Vroeger kwam deze schijfzwam veel voor in tjambar, voornamelijk op graaslanden en plekken met niet al te dichte en hoge begroeiing. De sporen worden gevormd aan de oppervlakte van de donkere delen van de bovenzijde, de zobenoemde schedelgaten. Deze sporen zijn vele malen groter en zwaarder dan gebruikelijk bij zwammen, dus van verspreiding door de wind moet de plant het niet hebben. Vorming van de sporen en verspreiding ervan gebeurt uitsluitend via de sgarrelbek. De zwam alleen komt niet verder dan de vorming van proto-sporen.

Hoe ouder de zwam, hoe groter de kiemvlakken. Een jonge zwam is niet giftig, maar heeft een vieze smaak en de huid van de eter scheidt een zeer sterke onwelriekende geur af, die afhankelijk van de snelheid van de spijsvertering van de eter drie tot vier dagen kan aanhouden, een prima uitkomst voor iemand die even geen gezelschap wil dus.

In de oude tijden werd gedacht dat waar de sgedelzwam opdook resten van slagvelden waren te vinden, strijders en andere mensen die na een veldslag gewoon waren blijven liggen zonder een fatsoenlijk afscheid en zonder echt begraven te worden. De sgedelzwam zou dan een mededeling van de onbegravenen zijn.
Pogingen om die lijken te vinden leverden echter niks op, althans geen stoffelijke resten of geraamtes.

Het gevolg is wel dat de sgedelzwam bijna uitgestorven is, dankzij het bijna stelselmatig vernielen van het ondergrondse deel van de zwammen bij het zoeken naar slagvelden die er toch zouden hebben moeten zijn ...

Dit had ernstige gevolgen voor de ecologie van tjambar en leidde bijna tot de uitsterving van twee diersoorten die, de een rechtstreeks, de ander zijdelings, afhankelijk waren van de sgedelzwam, (voornoemde) sgarrelbek, en bejager de wentelwiek.

Het had geen zin het bovengrondse deel van de sgedelzwam elders uit te zetten (of te proberen het ding tot sporenproductie te verleiden), want eenmaal gescheiden van de zwamvlok vervloeide de sgedelzwam binnen vijf tot zes uur tot een stinkende drabbige brij, waar alle dieren tot zelfs de kleinste torretjes met een bocht omheen liepen, én vlogen.

schedelzwamNa een week of zes waren stank en drab verdwenen, maar de plek werd nog zeker een half jaar gemeden, niet alleen door beesten, ook door planten, er viel wel zaad op, maar het weigerde te ontkiemen ook als de omgeving voldeed aan alle kiemnoodzakelijkheden zoals temperatuur en vochtigheid.

Het gevolg was dat de overhoop gehaalde grond er dan pas echt als een slagveld uitzag, kale kuilen met ingeregende poelen en zandranden als waren het inslagkraters na een precisie-bombardement, de stank van rotting die er bij vlagen overheen hing, omdat ook de doodgravers onder de dieren, de mestkevers en aasvreters hun werk niet deden door toevallige sterfgevallen onder de resterende planten en dieren gewoon weg te laten rotten en niet fatsoenlijk op te ruimen.

Een paar jaar geleden, in de nasleep van de dood van proge (indertijd sprooktelder en al-andaar van kattileno[*] ) werd er bij het zoeken naar vers dood hout om de gangen onder didar veilig te maken (de chemisch dodelijk vervuilde vergeetput moest degelijk worden afgedekt) diep in het donker bos bij likoen een open plek ontdekt, waar nog veel sgedelzwam voorkwam.