1. nacht;
  2. afscheid;
  3. met scheermesje ...
  1. daaraanvolgend, daaraanvoorafgaand, daaraanvoorbijgaand;
  2. dinsdagavondvlieg, onderdagavondvlooiesteek;
  3. door alle vrolijkheid (heenkijken);
  4. (nogal duidelijk voorbijkomen);
  5. daarna als volgende, dat anders vragen (kun je best, het kost jou weinig moeite, en mij doet het groot plezier, ja ma);
  6. dit als voorschot, (met de) dagen als voorspel;
  7. duelleren als vanouds, domheid als vak;
  8. dromen als vakantieland;
  9. dansen als voortplantingsritueel.
  1. drukapparaat;
  2. druk apparaat, maar wel op je gemak;
  3. grondvestend, grondvestbaar persoon (zie ook: 'degelijk');
  4. klapperijzer;
  5. rechte saben, krolzwaard, stoofwapen;
  6. stootwapel, stroopwafel.
  1. voorheen levend wezen geplaatst onder in de pijler van de brug;
  2. gevolg van duel;
  3. geen twijfel meer aan iemands deugdzaamheid koesteren (zie ook: 'rigor mortis').
  1. deleatur, moet geschrapt worden;
  2. meisje voor plezier weggooien, meisje van plezier opvangen;
  3. door eerlijk liegen;
  4. doelbewust eenzaam leven;
  5. dadelijk erektief lanceren (door steekproeven ná-komen);
  6. de eerste lanting opneuven;
  7. deus ex lacrima (je goddelijk voelen na verfrissende huilbui).
  1. die eerste maal (bij wijze van onvergeetbaarheid);
  2. dienstverlening erotische minima;
  3. doe even mee (wil je / spelbreker);
  4. bij wijze van vervloeking;
  5. iemands ware identiteit onthullen;
  6. nog niet eens voor de helft (zien).
  1. de een na laatste, de eer niet te lachen (aan zich houden);
  2. de ene nieuwslezer (is de andere niet net zo weinig?);
  3. dapper eten na liefhebben;
  4. de eerste neuving lanten;
  5. de eerste naam / narrekap / neusholte links;
  6. dokumentatie elementaire / eerbiedwaardige nobele / neutraliserende / naakthuidige / nevenstaande / normaliserende / nachtverterende liefdeshoudingen;
  7. dienstencentrum (voor) edukatieve (modellen tgv / tav) nalevingspatronen (vwb) liefdesrituelen;
  8. (zie ook: 'dem', 'damn' en 'ach, verrek maar').
  1. dergele / dergelijke (zie ook: 'dusd');
  2. de eerste ruft gooien (zie ook: 'veest');
  3. dwerg (drukfout).
  1. iets wat ergens anders op lijkt, wat hetzelfde vertoon heeft;
  2. in 'iemand een dergel wensen': hopen dat die iemand er net zoveel van krijgt als de wensgever.
  1. iets wat ergens anders op lijkt, maar dan met pijnlijke of dodelijke nauwkeurigheid;
  2. in 'iemand iets dergelijks toewensen': hopen dat die iemand net zoveel pijnlijks krijgt als de wensgever hem toebedacht, meestal buitenproportioneel veel, in ieder geval afdoende;
  3. interlateraal afgesproken en gehanteerde maatvoering dan wel meetwijze van dergels (zie ook: isa).
  1. daarentegen, lidwoord, uitpluizen van herkomst;
  2. meisjesnaam;
  3. door een tegenvaller (vermoord worden);
  4. erkende herkenbaarheidsfaktor.
  1. wat vroeger dozen waren;
  2. dik, rood en ontebenzebbelijk berkouden;
  3. nou, dat stelt ook niets voor.
  1. (uit eng:) duvel, duvels;
  2. de eerste vleug (lente bv);
  3. de eigen vlag loeven / laveren / lossen.
  1. die gaat langs, dagelijks;
  2. dergele, dergelijke;
  3. dienstdoende grafische loonslaaf;
  4. dagloon, dagloner, degenloos;
  5. dekselse / drommelse / duivelse gore lummel;
  6. de grote liefde (zie ook: 'zr anna');
  7. dubieus gratis lokkertje;
  8. dagelijks, dagenlang.
  1. dit is, dat is, daar is;
  2. dinsdag (zie ook: 'do');
  3. droevige inteelt, derderangs inspraak;
  4. dode intelligentie (zie ook: 'ki' en 'kosm').
  1. redenering die door hout snijdt;
  2. gespletene die voor anderen schrijft;
  3. afgestudeerd disputenkreatuur.
  1. kan leiden tot hardloperij;
  2. kan voor versnelde door- en afvoer zorgen / zorgdragen.
  1. de hele handel;
  2. het klokkenspel;
  3. zonder afvoer, na verloop van tijd;
  4. zonder ontspanning of ontlading, omdat ze een tijdje elders is.
  1. verkleinwoord, zwak licht;
  2. diminuendo, afnemend in sterkte (bij gebrek aan goedvoer);
  3. dienstverlening in minnezaken;
  4. dienstverlening in minne zaken.
  1. diskonto, platenzaak;
  2. ritme-onderbreking, dit is zwaar kloten.
  1. dispositie, beschikbaar;
  2. aardappelschillen;
  3. zeus als eunuch.
  1. verschillende;
  2. uitkeringen;
  3. delingen;
  4. "dit is verraad" (uit: tavon lacht zich, 1970);
  5. daar is voldoende (ja, willen we best geloven, maar van wat);
  6. dat is vergeten (of vergeven, dat blijkt niet helemaal uit de kontekst);
  7.  
  1. halve vogel (is beter dan alleen maar bot);
  2. als je een bijzonder goed humeur hebt;
  3. vergeetachtig en niet eens sli;
  4. feller van klank dan kleur.
  1. mozes niet op tijd gevonden;
  2. met suiker bestreken ipv met was.
  1. roep om verlossing;
  2. dubbelop als in levenloos kreng.
  1. bij gebleken aktiviteit: met de stukken blijven zitten;
  2. zonder enige aantoonbare aktiviteit: met de stukken blijven zitten;
  3. meestal midden in de nacht (tòch): dat gedonder met onvindbare kaarsen en stoppen (zie niet: 'verkeerd').
  1. doorgereden (in: 'er onder doorgereden worden')
    • dat het niet uitmaakt dat je het er niet mee eens bent ...
    •  
  2. doorgereed (in: 'totaal doorgereed leven')
    • dat het niets uitmaakt waar je het niet mee eens bent ...
    •  
  3. doorgereten (in: 'ervan doorgereten zijn')
    • totaal verkierd;
    • op een vlizo na gevild;
    •  
  1. van draad gevallen mottigheid;
  2. te laat bespeurde vulbaarheid;
  3. op een stofdikte verwijderde vertoning;
  4. biedt uitzicht op nog lokkender verten of bijten;
  5. honger die door holte wordt opgewekt, en in liefsnaam, hou het zo.
     
zie ook: tijdverdrijf
door·kijk·meis·je
  1. meisje met tot verbeelding sprekende lichaamsbouw (zie ook: 'kleerhanger');
  2. spittig wichtje met subliem inzicht;
  3. spits wichtje met gat in maag (zie ook: 'anorexiana');
  4. spitsroeden lopend meisje met gat in maag bij gebrek aan handen.
  1. gespecialiseerd hongergevoel, tgv huidroep die niet ingelost kan worden, in een situatie van bijnaaien bijv;
  2.  
  1. vrucht van gele ranoom;
  2. het eten hiervan leidt zelden tot dotternood (knoflook wil ook wel helpen);
  3.  
  1. ingezonken deel van straat zonder klinkers;
  2. uit de diepten, o heer, ...;
  3. zonder huis en haard;
  4. gevild en kaal;
  5. overbodige order, want dubbel geplaatst;
  6. slechte bluf, want dp, doorgeprikt;
  7. docet professor, hij geeft zelf les;
  8. de persoon (meestal die in kwestie);
  9. dienst plicht, die dient wordt gerespekteerd.
  1. dat ruikt als koffie;
  2. door rukken aan het koord iets meededelen;
  3. uit de handel genomen vlammenwerper, vanwege te korte vuurstraal;
  4.  
  1. zie: klokdarm.
  1. dat raadt een gek;
  2. dat voortdurende gesleep met al die armen;
  3. scherm met drijgement.
  1. het is niet uitdagend te groeien in zo geile grond;
  2. de verzamelde delen van het volk: beheersing, belasting en bedrog;
  3. mensel van verschillende soorten;
  4. samenstel van krachten die tot ogenschijnlijke stilstand leiden (: Xf = Yf = Zf).
  1. gorgelend stikken;
  2. bij gebrek aan geld op emoties leven / teren;
  3. produktie van zg 'reality-shows', presentaties van andermans lief en (liever) leed teneinde daar zelf financieel op vooruit te gaan, en kijkers / luisteraars het idee te geven dat hun leven gevoelsmatig vol is dan wel voller wordt;
  4. golf die door de gepresenteerde deelnemers aan die shows stroomt, op het moment dat ze erachter komen, dat ze in handen van emotie-vampiers zijn gevallen;
  5. toeschouwers betalen het gewoon mee.
  1. in: 'droggen zijn bedroom': (zie ook: 'dwerreldrog') verwacht van een drog geen meelij, hij lacht om uw verwarring;
  2. in:'elke drog zijn bedlam':
    • voor elke droom vind je wel een slaper;
    • een nachtelijke zachtheid kan u voorgoed in slaap sussen;
    • de paden van een drog leiden langs verwonderde wegen, zoudt ge niet stille willen staan;
  3. in: 'met een drog dreigen': nu ben ik degeen die lacht, wat denk je wel, dat ik een droeg niet van een drog ken?;
  4. in: 'uw droggen zijn mij weerzin': kotsen doet gij mij met uw zoetekoek en liefjeshart, open uw boezem naar waarheid.
  1. eeneiïge tweeling van begin juni;
  2. meest voorkomende vorm van dialogika.
  1. ander woord voor vreemd~;
  2. doel langs twee (overdekte) paden bereikbaar;
  3. die zich gelijktijdig twee doelen voorhoudt;
  4. die niet op één pad wedt;
  1. heeft meer dan één nodig / heeft niet genoeg aan één;
  2. ziet zich zichzelf voorbijlopen;
  3. legt de hele rit af, en wil (meteen) nog eens;
  1. die twee in dat zakje daaro;
  2. een jong vel op een oude plak gekoetst;
  3. dubbel geschimmeld;
  4.  
  1. dusdanig, dergel, dergelijk;
  2. zo stoffig, dat je er verkouden van wordt;
  3. te laat je ochtendjas aangetrokken?
  1. als in halfslaap je geest je in een parallelle wereld duwt, ben je erdoor opgenomen;
  2. sommige kleven je aan, dan worden het onechte (soms zelfs valse) herinneringen;
  3. sommige klampen je aan, nemen je handelen over;
  4.