1. niet helemaal duidelijke waardering, kan alle kanten op, hartstikke posi en akelig nega;
  2. in: 'bah, wat lekker': griezelen van genot;
  3. in: 'bah-bah': er niet meer woorden aan vuil willen maken, het is zo al erg genoeg;
  4. in: 'bah-bah': er niet meer woorden aan vuil kunnen maken, bij gebrek aan lucht (zie bijvoorbeeld: airotisch).
  1. stapelbungalows met voortuin van beton;
  2. (draag-)rot in zwevende verdiepingsterrassen;
  3. gebakken bloed, maar te hard voor zoolleer;
  4. geplette hersenscheiding;
  5. terrasvormige zoutpanne.
  1. gaat, meestal blootsvoets, over het hout, geschaafd of niet;
  2. reageert doelgericht op allerlei voorzetten en voorstellen;
  3. wordt ingehuurd om als eerste (en vaak ook als laatste) op de dansvloer te staan.
  1. teveel groeihormoon in de dagelijkse gegeten scheuten;
  2. doorgroeiende vogelafschrikker;
  3. ervaren ruitenlapper met te korte ladders.
  1. uitstervend/beschermd, maar wel haast ongrijpbaar lekker;
  2. ademloos in het hart van mert;
  3. uitgewezen gewoonte;
  4. uitgelezen gewoonte;
  5. stiep's betovering;
  6. hachelijke strijdbaarheid;
  7. slangvormigheid oproepen of bezweren door afgesproken, aanvaarde of aanvaardbaar uitgestoten geluidssignalen.
  1. duidelijke vorm van blufvrucht;
  2. in: 'de banuit reizen': het neuzelende overzicht kwijten;
  3. in: 'banuit spreken': vèr- wijzen, soms zelfs héél ver.
  1. buiten dienst, broederdienst;
  2. binnendoor, buitendoor, buitendeur;
  3. bedankt, bedeesd, beducht;
  4. boelevaar, barst dan (geeft scherven, zorg voor veger en blik).
  1. lichtbron die er de pee niet in kan hebben (bijvoorbeeld vanwege niet aangesloten snoering);
  2. ... (lemma weigert vooralsnog verder ingevuld te worden, wegens oververmoeid);
  3. ...
  1. je kunt je dan wel voornemen hoe je wilt dat de nacht je van beelden voorziet, maar het blijft afwachten of de slaap je ter wille is;
  2. opgeklopt beddegoed, lijkt me niet lekker slapen, maar wellicht is dat de grootste vergissing die ik maken kan;
  3. soms is de realiteit zo onwerkelijk dat alleen je laten knijpen geen soelaas biedt;
  1. kunststeenhakker met nogal hernia die zich op origami heeft geworpen bij wijze van harakiri;
  2. fotograaf met buikkramp na de zoveelste 'wat een beeldjes'-waardering;
  3. kritikaster als kritikus.
  1. "toevallig rake stoot, uw bevallig ranke schoot, welgevallig vaak ontbloot, mijn aanvallig tarwebrood" (uit: 't Ooglied, in: eye, call your luff (a pictorial archive), 2137;
  2. (van: 'bezen':) zie aldaar, ja, doe dat nú maar.
  3.  
  1. daarmee is het eigenlijk allemaal al gezegd.
  1. zie beest (hierboven), maar dan nog meer;
  2. levenloos hemellichaam;
  3. levendig hemels lichaam;
  4. oproeper tot verwoeling (zie ook: vervoerig)
  5. (van: 'bezen':) zie ter plekke.
  6. en dan nog wat, de overtreffende trap is vanzelfsprekend het meest beest, ter natuurle onderscheiding van het normaal.
  1. in: 'begage grond':
    1. fijn dat je niet al die trappen op / af moet (met al die koffers);
    2. die is goed geaard.
  2. in 'begage hond':
    1. niet meer bijtgraag tandeloos van ouderdom;
    2. blaffend vloerkleed.
  3. in: 'begage lomp':
    1. daar valt ook niet mee te lachen, die is zwaar van grondigheid;
    2. als slaapmiddel komateus, iets té dus.
  1. "best een heerlijk avondje (geworden)", zei zij en ze kleedden zich met toenemende snelheid uit);
  2. zie natuurlijk ook bh.
  1. ben effe klusse;
  2. ben een klootzak (dag-laterse konstatering na overmatige inname, en ondermaats gedrag);
  3. zie hieronder en verder.
  1. in: 'zich de bek breed lachen':
    1. verschijnselen van uitbundelen vertonen;
    2. tot niet meer in staat zijn dan hoogkrulling.
  2. in: 'met de bek breed zitten':
    1. een koekoekshonger hebben;
    2. van het praten een hogepriester zijn (of aan het worden);
    3. een ferme stilte bouwen door hem op te vullen;
    4. door veelpraat tonen niets te vertellen / zeggen te hebben, echter ook;
    5. door ruim bekgebruik de breedte van het beheerste taalkanaal, evt de stof uitschotelen (zie ook: 'breed', in: 'die het breed heeft');
    6. ook de tweede pizza behandelen alsof het een eenhapscracker is.
  3. in: 'de bek breed / de bek open krijgen':
    1. zich plotseling tegenover een onverwachte negatief-emotionele gebarende spreker bevinden, waarbij zich de negatie gericht weet op de toegesprokene... meestal ongerechtvaardigd: "ik deed hem niets, hij vermoordde mij in twee woorden", "ze begon me daar toch ineens een kat af te geven" (uit: tavon lacht zich, 1970; beide citaten), "dat was nog eens afsnauwen, zo doen ze het nu, in 19plus, niet meer" (uit: wildebras, en toch geen pop, 1966)
  4. in: 'de bek breed tonen':
    1. geen smoesjes, of bijzonder goed ingepakte, weggeven;
    2. onschuldig glimmend een paar keer snel uithalen met links of rechts;
    3. een beweeglijk, welbespraakt (di met kennis van vele vormen en ervaren in het hanteren daarvan) en fraaigevormd spel-orgaan suggereren;
    4. (een goed vizier valt dat op).
  5. in: 'de bek breed leggen':
    1. bij meningsverschillen zelfs voor doorslaande argumenten niet willen wijken;
    2. niet over zich laten, desnoods redelijke argumenten bekronen met handige;
    3. zijn tanden laten zien (zie aldaar, en ook:);
    4. teneinde de tandhersteller zijn werk te kunnen laten uitvoeren, de mond opendoen en de kaak laten zakken (voor het gemak: de ònderkaak) (eig: 'de bek wijd leggen');
    5. bij jonge dieren, inz vogels het wijdkeels openschreeuwen van de muil/bek bij naderende ouder/honger (in kunstminnende kringen wordt dat verschijnsel aangeduid met 'sperren', evt parad iron: 'spertijd');
    6. na een aantal impompullen door een zielkundige aan deze een serie onvervulde jeugdwensen gepaard aan onbereikte toekomsten voorleggen, waaruit deze dan een niet-bindend hoopvol verwachtingspatroon breit (zie ook: 'naaktzielig').
  6. in: 'zich de bek breed leggen':
    1. zichzelf aanbieden om betimmerd te worden;
    2. een andere manier snel verleefd wordt;
    3. als zwakste partij aansturen op een handgemeen, daarbij de tegenstand verwarrend door een blufhouding: "als jij niet inpakt, pak ik uit en dan kun je wel inpakken" (uit: tavon lacht zich, 1970), "als jij niet inpakt, doe ik je dat wel" (uit: de romige misdaad, 1973);
    4. mond open, kaak neer, tbv kaaksmid, alleen, hier is de mogelijke meewerkendheid van de edelmetselaar beperkt tot het eigenlijke boor-, vul-, vijl- en trekwerk;
    5. (bij wat grotere jongen van de homo sapiens:) het opzetten van een grote brul om de zin te krijgen;
    6. bij het gesprek met de zielkundige kunnen de impompullen achter gesloten glas blijven, omdat de klant spontaan tot uitspraak komt.
  7. in: 'iemand (anders) de bek breed leggen':
    1. (zie: 'zich de bek breed leggen', alleen:) iemand anders is nu zo dom om zo dom te zijn;
    2. iemands pijp uitmaken (oorspr pars pro toto van: 'iemand in de breedte leggen', van: 'iemand neerleggen');
    3. iemand anders sturen om jouw duel uit te zitten;
    4. (als je tandverzorger bent en je betalende gast reageert niet snel genoeg, hem hierop attent maken:) met een forse vuistdruk de onderkaak naar beneden duwen, en indien deze niet ver genoeg zakt, met een scherp mes de mondhoeken iets meer naar de oren verplaatsen;
    5. (bij wat grotere jongen van de homo sapiens:) door lichte beroering jongere jong(en) ertoe aanzetten een grote brul op te zetten (zodat díé een lazerop krijgt / krijgen, en jij je zin);
    6. (als je zielenkunstenaar bent:) je bezoekers al dan niet met behulp van impompullen ertoe brengen je stof te leveren voor je nieuwe boek.
  1. aaneengeschaarde bekijksels, al dan niet aan elkaar gehecht;
  2. als je betrapt wordt, zegt je baas dat hij je niet kent;
  3. als je er een diploma voor hebt, krijg je een uniform: blauw, koperen knopen, pet;
  4. als je er geen diploma voor hebt, krijg je ook een uniform: met streepjes;
  5. als je het in verhaalvorm giet, heet het opserver.
  1. je weet wel niet welke kant op, maar je moet toch wat, niet?;
  2. als je goed kijkt, zie je dat het wat kleverig is, soms zelfs klef;
  3. er is van dat glas, waar ik jou wel doorheen zie, en jij mij niet;
  4. soms denk je dat je iets hebt, of wat mist, en dan ga je vergelijken;
  5. op goed geluk jouw iets te grote bek, een beetje beschuren, verzagen, besnijden.
  1. lang met jou omgaan leerde me dat elke plek van jouw lijf een bek gelijk is, die naar me hapt (zie ook: 'huidmondjes');
  2. het niet overgaan van de duur in voorbij;
  3. (nr eng:) van voorbij de dood terug.
  1. het resultaat van het maken;
  2. oproep tot plagerij (loopt weleens uit de hand);
  3. houten kostuum voor speciale gelegenheid (zie ook: spijkerpak);
  4. een kop als een klokje, een hoofd als een piano (soms maar een pianola, bedenk dan: je kunt niet alles hebben).
  1. (zie: igd, en:) hou jij de deur dicht, dan zorg ik dat je ervoor betaald wordt;
  2. niet weten wat je te eten krijgt, maar in ieder geval doen alsof het lekker is / zal zijn;
  3. stijgende aandelen verkopen, en aankopen wat zeker gaat dalen;
  4. op hol geslagen heteluchtballon van de hand doen;
  5. neerstortend vliegtuig overnemen om je verzekering een loer te draaien (zorg wel dat je er zelf inzit);
  6. (tekst gevonden op dood prentje:) hij wist het beleg te nutten (en dan in de krant lezen hoe);
  7. niets eten omdat je de hele dag al broodjes hebt staan smeren, en dat bij voortduring.
  1. fruit op bestelling ipv seizoensafhankelijk;
  2. zeer goed (uitgebreid) gelucht (belucht);
  3. in: 'het zuchten beloofd':
    • zo verliefd voortdurend, maar waarop, sterker nog, waarom?
    • wie hem dat zich? tòch?
    • antwoord krijgen van de wind.
  1. uit eng: zeer gewenst;
  2. vaak: zal vergeten worden;
  3. zomertooi (onvernaaldt);
  4. verfrissing in fruitige vorm, meestal op kommando.
  1. iemand in groepjes van zes of twaalf leggen en daaromheen schuimplastic gieten;
  2. iemand dermate uittekenen dat namaak verboden moest worden;
  3. als je dat kunt, als je dat ècht kunt, nou, dan word je heel wat.
  1. eenjarige plant, die na vier maanden bovengronds groeien het uiterlijk heeft van een veertigjarige loofboom, maar die bij het bekloppen van de stam een heel duidelijk hol geluid produceert; als deze plant op het juiste moment in z'n achtste bovengrondse maand gesneden wordt (er is een speling van vijf dagen) kan een groot deel van de stam als bijna onverslijtbaar verpakkings- en bouwmateriaal worden gebruikt; het verschil met op het verkeerde moment gesneden materiaal is niet eerder dan na (minstens) een half (tot hooguit vier à vijf) jaar te constateren, daar dit dan in een paar maanden volledig wegrot; verschillende grote bouwfirma's zijn door onzorgvuldige aankopen reeds gefailleerd;
  2. vrucht van gelijknamige plantensoort, die zes verschillende kleuren kan hebben, afhankelijk van het weer op de dag dat het vruchtbeginsel werd gezet, een week na de bestuiving: bruin (zwaarbewolkt, met bijna voortdurend neerslag), rood (zwaarbewolkt, met af en toe een bui), oranje (stevig bewolkt, maar met af en toe een flinke scheut zon), oker (lichtbewolkt, dus zonnig, af en toe een windvlaagje), geel (onbewolkt, maar met veel wind), wit (onbewolkt, windstil en derhalve heet);
  3. kinderspeelgoed gemaakt van een gedroogde beubelvrucht, rammelaar.
  1. [ww] verontwaardigd en vermoeid protesteren tegen hardnekkige vorm van onrecht of machtsmisbruik, in het bijzonder als dit misbruik gepleegd wordt door personen van wie anderen financieel, materieel of emotioneel afhankelijk (denken te) zijn;
  2. [zn] iemand die tegen beter weten in ervan uitgaat dat hem recht zal worden gedaan als hij maar duidelijk maakt dat hem onrecht wordt aangedaan;
  3. [zn] de schijnvrucht van de beubelaar (vogels worden hierdoor zeer sterk aangetrokken; omdat deze warmrode kersachtige stevig aan de tak zit, dient de 'plukkende' vogel zich met beide poten op de tak vast te zetten, waardoor hij in de onooglijke bloempjes grijpt, die eruit zien als schilfertjes, als bladders van de tak, en daarmee het stuifmeel op de stempels brengt.
  1. iemand die ongegeneerd misbruik maakt van vermeende macht, door bijvoorbeeld materiaal van twijfelachtige kwaliteit te verkopen, of door betalingen aan schuldeisers met weinig reserves, werknemers, enz steeds later te doen dan afgesproken;
  2. jurist die zich voornamelijk bezig houdt met het rechttrekken van gevolgen van beubelarij;
  3. groenboer die zich heeft toegelegd op het kweken en rooien van beubelaars, over het algemeen onder (hoog) glas, omdat materiaalproduktie dan over het hele jaar verspreid kan plaatsvinden, en omdat daardoor het verliezen van een jaaroogst door een onverwachte / onverhoedse storm in een kwetsbare maand kan worden voorkomen; nadeel is wel, dat de groenboer die voor eigen zaadplant kiest, ook vogelhouderij moet beoefenen.
  1. is het al niet erg genoeg dat je geen rood haar hebt, en toch achterna wordt geroepen?
  1. in 'iemand een beul toewerpen':
    1. het beste met iemand voorhebben, en daar zelfs aan willen meewerken;
    2. vrijpostige uitlatingen ten gunste van iemand doen, waar zelfs de roddelpers voor terugschrikt.
  2. in 'iemand een beul toewensen':
    1. het beste met iemand voorhebben;
    2. waarom zou je iemand met een pas opgezette in- en export-zaak niet mogen helpen aan de ervaring van een beroeps-uitvoerder?
  1. waarom zou je anders;
  2. kan uitgevoerd zonder te voeren;
  3. mobiele aanlegplaats, maar niet alleen voor vaartuigen;
  4. dance, baby, dance ...
  1. (er bestaat ook een oudere vorm: bezen - bies - gebiten, maar die is voorzien van onzekere betekenis, waarmee we je liever niet lastig vallen, kan namelijk voor verwarring en nachtmerries zorgen);
  2. niet te verwisselen met het verzwakt afgeleide ww beesten, vanwege onberekenbare konsekwenties;
  3. allerlei vormen van zacht aansporen (kopjesgeven, kroelen, aaien en wat dies meer zij);
  4.  
  1. de wolfsgrijns van de een, waardoor de ander zonder mankeren diens fout(je) vergeeft ... (gelieve slechts spaarzaam te gebruiken);
  2. kwastje waarmee ongerechtigheid verwijderd wordt, een straatbreedte per streek;
  3.  
  1. in tegenstelling tot genoten;
  2. dat scheelt stappen buiten de deur;
  3.  
  1. binnenshuis, buitenshuis (zie ook: 'hb');
  2. boerenhurft, borsthouder (zie ook: 'eunuch').
  1. (zie niet: 'stierbeest', en 'wolvesokken' nog minder)
  1. vrolijke bedding, bijv in: ' "mijn bed is mijn slagveld", zei napoleon, "wat doen al die soldaten hier?"... en hij stuurde ze naar waterloo.' (uit: wildebras, en toch geen pop, 1966);
  2. het leven is een vrijpartij, laat ons swingend ten onder gaan;
  3. geslachtsverslingering.
  1. indrukbaar verdeelmechaniek, waardoor je de slag niet kompleet zelf hoeft op te vangen, nadeel is alleen dat de klief minder diept;
  2.  
  1. in 'ik kon haar bijnaaien' (als er glas tussenzit): je komt nèt een 'aaah' tekort, je arm / hand reikt net niet lang genoeg (zie ook: 'ongeveren', 'niet-helemalen');
  2. als er te weinig is voor de hele groep, zul je moeten;
  3. als wraak niet voldoende is, en de krant het ook moet weten (zie ook: 'vermaten').
  1. geen hoofdzaak;
  2. zijlamp;
  3. ontspoord;
  4. draait er ook maar omheen.
  1. bijvoorbeeld, bijvoeglijk;
  2. bijvoegen!, di een latere toevoeging;
  3. bijval (vooral gekregen);
  4. b is jouw vrouw, wat wil je nog meer;
  5. b is jouw vrouw, wat wil je, nog meer;
  6. ekstra vrouw;
  7. zwart geld, of andere abnormale kleur.
  1. erbij zijn;
  2. toen ik op een hatje woonde, nam ik drie onderhuurders, waardoor het een vierkamerflat werd;
  3. om aan m'n huursubsidie te komen, woon ik gewoon wat (zwart) bij op een ander adres.
  1. bijzonder, behoorlijk intensief jong zijn;
  2. bijziend, bijzit, bijzen.
  1. als ik een plank van een bepaalde dikte, (lengte,) breedte, houtsoort nodig heb, zoek ik het blokje op wat ik van die kwaliteit heb, en zaag dat net zolang bij tot het aan de vereisten (plus zichzelf) voldoet, daarna zaag ik er weer een blokje af, voor terug in de verzameling;
  2. genetische handtekening die er de oorzaak van is dat iemand tot op hoge leeftijd een buitengemene beweeglijkheid ten toon kan blijven spreiden.
  1. onvermoeibaar dansen, ondanks het leeftijdsverschil, en iedereen denken dat hij gebruiker is, maar pil, noch snuif, noch spuit, enkel wat kaffeïne;
  2. aan anderen jeugd ontlenen, alsof dat het hoogste goed, en niet elk jaarperk zijn eigen vrolijkheid en uitzicht biedt;
  3. aan aanwezigheid van deel van licht volledige gloed ontlenen, maw zich aan teloorgang ontstijgen.
  1. het blad geeft aan welke grondsoort voeding geeft;
  2. een blad aan een boom hangt in de weg, op de aarde beschoont het zich;
  3. het nut komt voor het vallen van het blad der schoonte;
  4. een halfverteerd blad, d.i. een vergrond bladhuis, aan de wand geeft warmer behang dan een waaiboom (licht);
  5. een boom op de grond ligt meer in de weg dan een blad in de lucht.
  1. in het bezit zijn van uitblaat, maar er niet voor willen uitkomen;
  2. tandrakdreiging, maar door verslobberd kunstgebit;
  3. eigenlijk al te weinig ruimte voor kauwplaat of kakement (zie hier vooral ook: 'blufbek');
  4. archiefkast met knalsluiting;
  5. gevolg van mondhoekverplaatsing bij het niet-spontaan breedleggen van de bek.
  1. achteloos door een vriendin verzeild;
  2. als gevolg van gezeild wordt, mits op de verkeerde wijze gepleegd, vaak huidblauwing gezien;
  3. als al het slechte geweest is, kan slechts blauwing optreden.
  1. (nvt:) middeleeuws slingerwerptuig (met meestal offensieve bedoelingen);
  2. (in:) 'een blijde gebeurtenis';
  3. (in:) 'een blijde verwachting koesteren', (ook wel:) 'in blijde verwachting zijn' [vroegere uitleg: zich verheugen op een (in min of meer vage termen) aangekondigd geschenk, evt tgv een vrolijke samenloop van omstandigheden... nu voornamelijk, waarschijnlijk in verband met een vrij verbreid geloof van kinderbrengende ooievaars, gebruikt in de betekenis:] zwanger zijn, (niet) van een idee (, maar een vrouw) van een man (:) 'zij is in blijde verwachting, denk ik', of, zoals een kind het eens zei: "zij heeft een blijde verwachting onder haar jurk";
  4. zie ook: 'in zijn hum en andere blijdes zijn'.
  1. kunstige hulpstukken;
  2. iemand een hoekstaal geven ipv een bril;
  3. het oog kan kopen wat het wil, de beurs blijft gesloten;
  4. als op het oog gekocht, de garantie slecht gelezen, slechts napijn rest, en onvoldongen spijtigheid;
  5. uitstaande ogen geven veel zicht.
  1. zie 'opzet'.
  1. zonder luikige bescherming;
  2. zonder nadenken ingestort;
  3. alleen, maar dat helaas ongezien;
  4. volkomen dichtgemetselde toneelwand;
  5. onbetrouwbaar zonder naam;
  6. uitstoot zonder uitzicht.
  1. geen meel van bloem kunnen onderscheiden;
  2. zich van de weersomstuit en bestuiving geen vruchtbeginsel wensen;
  3. het waarom van stuifmeel niet in de stamper kunnen verpakken;
  4. niet willen erkennen dat voor het maken van bv kinderen een kleine inspanning gewenst ja zelfs nodig is.
  1. in 'bloementaal spreken': (ook: 'uit een hogedrukkamp overgewaaid komen') hoogdravende wartaal voor spotgeld weggeven met dampwierook uit de haarwoekering;
  2. in 'wat een bloementaaltje': zoveel woorden gebruiken, dat het moeilijk wordt de eigenlijke mededeling eruit te halen, als die er al in zit.
  1. speelgoedleeuw met haperend brulbandje;
  2. tot de oren opgesneden mondhoeken (we kunnen een ieder afraden hieraan mee te doen: het eten loopt je gewoon de bek uit, hoe goed je het ook bereidt).
  1. op de penning zijn en toch naar amerika willen, dat kan: verhuur jezelf als boegbeeld aan een schoener en laat de beloning bestaan uit de kosten van een enkeltje europa - amerika inklusief water, voedsel en (af en toe) drank; het enige risiko dat je loopt is het niet overleven, maar wat dan nog, het was een pracht tocht, toch, zolang het duurde (in native-speach: " 'twas a hell of'a ride it was");
  2. "na het verwijderen van boegbeeld en boegspriet door kuddes hamerhaaien werd de boot nog steeds niet tot zinken gebracht door dit wandje ... pas toen het haaiengehamer grote stukken boord (bak- of stuur- ik weet het verschil niet) vertimmerden, maakte ons schip zoveel water dat we de rest van de tocht zwemmend moesten afleggen." (uit: 'dun overtog', in: reisverhalen onder pretny's zon, 2124)
  1. nauwelijks te ontwijken slag, want zeer zacht versluierd aangebracht;
  2. de streling die leidt tot onafwendbare gevolgen, waar je ook nauwelijks voor kunt instaan, deswege vaak liggend ondergaan;
  3. kunststoffen surrogaat met programmeerbare werking.
  1. geluid van afkeuring;
  2. boven of onder (niet terzijden);
  3. bij ons opeten (geen afhaalchinees, maar ook onder dien verstande dat zelf meegebrachte eet- en drinkwaren dus níét!);
  4. behalve bezijden oorspronkele opzet;
  5. bijhoorlijk opengewerkte opper- of onderhuid zie huiding.
  1. (ww: -, bootste, gebootst) [ten onrechte in verband gebracht met het in een vroeg stadium uit afkijken gevormde woord nabootsen (een soort mimikri van de taal):] "bank open, alleen voor bootsen" (uit: arden, een kamptent, 1976): een bepaald spel, vroeger vaak in verband gebracht met kaatsen, maar dan in deze speciale betekenis dat men de bal niet teruggespeeld krijgt, maar moet ophalen vanwaar men hem in verzekerde bewaring gesteld heeft.
  2. (ww: -, biets, gebootst) [van dit werkwoord is de preciese betekenis tot op heden niet achterhaald, de buren zijn gesloten, de omwonenden doen geen mond open, het onderzoek duurt voort...)
  3. (ww: -, bocht, gebocht) [ook over de betekenis van dit werkwoord tast de onzekerheid nog rond, maar minder, bijna ovaal zelfs:] vóór de bobslee was er de boots, met twee ophaalbare slagzwaarden ter zijkant, het ging erom de ton te vlakken, voor de ronde gebold werd, of lichtgeraakt, een nachtspel dus, maar ter plekke doodserieus.
  1. verplicht boegbeeld, meestal blootborstige jonge vrouw of zeenimf in plaats van het door de kerken aanbevolen / verordonneerde godskind;
  2. ingemetselde boerenkiel bij platbodems;
  3. gekielhaalde misdadiger, zeemuiter (of paap tijdens de reformatie);
  4. onverhoedse draai, waardoor veel water gemaakt wordt (zie ook: 'rondslag').
  1. zwevend want, dient bij storm ingenomen of vastgeploegd te worden;
  2. kapiteinse op de grote vaart;
  3. onderofficier (m/v) bij de marine of de koopvaardij met lui toezicht op het dek en het daarop verblijvende tuig.
  1. gestreepte vaatdoek (bleek op stampende zee, donker getint aan land, dat de matroos wel heel vaak in en uit het ziekbed rolde);
  2. zoals je kunststof bloemen hebt, zo ook is er tafelgerei;
  3. behandeling voor jonge andgoepes (zie 'goepes');
  4. geformaliseerde vormgeving van wegwijzers;
  5. bloemstrepen in het gazon, soms met leesbare vorm / boodschap;
  6. boekhouder in soort vrouwenbezoekhuis, ook 'bordelante' genoemd.
  1. zie bek 1, 2, 3, enzoverderderder.
  1. volgoten fles, waarvan de inhoud slechts na (hals-)breuk ten nutte komt;
  2. op de autopista botsautootjes spelen;
  3. van zachter materiaal dan waarop toegepast (werktuig);
  4. zwakste punt in schakel;
  5. zwakste punt in schakeling.
  1. in 'een echt broekpakje': lamaarwaaien, niet interessant;
  2. in 'zo'n broekpakje': het is duidelijk, dat je grijpt wat je voor handen komt, in plaats van je af te vragen, of het wel ergens goed voor is, bijvoorbeeld voor jou.
  1. waar is de voor nodig?;
  2. ook, waar is de voor nodig?;
  3. aarzelend ter hand nemen (zie duidelijk niet: 'katesway');
  4. aarzelen bij van de hand doen;
  5. twijfelen mag, maar doe er niet te lang van.
  1. borrellucht (van noot en hapje);
  2. in: plat bruis: geopend en gelaten; door tijd ontdrukt.
  1. (oorspr am uitdr:) bij inrijpartijen herhaaldelijk van het buffet, of de eethoek, naar je gespreksgroep lopen;
  2. (zie ook: 'alkoholle wet', en 'alkist':)
    • er een teveel op en in de loop van het buffet kijken;
    • weggestuurd worden vanwege hindering van het buffet in zijn loop;
    • met de elleboog van de tap glijden en als een zielig hoopje in de weg gaan liggen (alleen, je weet het dan niet);
    • met de kin op de roe/rand van het buffet geraakt worden;
  3. (als toeristische attraktie:)
    • "ik heb gisteren verse pruimenvla gegeten en de hele dag buffetloop" (uit: bron wil niet genoemd worden, 1991);
    • denken dat je karnaval viert door in zo weinig mogelijk tijd in zoveel mogelijk kroegen een pint achterover te slaan, en dan nog bezopen uit je ogen kijken als iemand zegt dat je zat bent.
  1. voorkomend bij zuigelingen en grijsaards;
  2. voorkomen is beter;
  3. bijbuik;
  4. koosnaam voor konditie-armen.
  1. vanachter de gordijnen nauw letten;
  2. of door een oogluikje;
  3. voor warme soep zorgen in tijden van bedleger;
  4. niet achten op een geriskeerde kou door afgeven plu (vroeger vergaf je, verzwaard, een halve mantel, liet je beiden met een kanskaart).
  1. bijvoorbeeld (zie ook bijv), buiten vorm;
  2. binnenvaart, belachelijk voorkomen;
  3. boerenvrommes (zie ook klei);
  4. boordevol, benedenverdieping, bovenverdieping;
  5. barst vent (het wordt wel steeds persoonlijker).