1. feminiene draagtas voor de klok van de vierde toon (wordt gebruikt op de oneven dagen);
  2. als de dagen zeer kort zijn, wordt door de leidsvrouwe na maansopkomst steeds een lekkernij verhaald;
  3. het geluid van de laatste spoel die door het getouw van de weverij van de vierde toon geschoten wordt aan het einde van de dag.
  1. inwoner (m/v) van f~manië;
  2. erkend drager (m/v) van dit en soortgelijke boeken;
  3. maskuliene verpakking van de klok van de vierde toon (hierin wordt ze op de even dagen vervoerd);
  4. tot soortnaam geworden naam van groot ontdekker, wier reizen zich voornamelijk afspeelden tussen droom en drog, tussen waan en waar.
  1. soms zeer ongewenste vingerwijzingen die tot bezwijming kunnen leiden;
  2. aktiviteiten van frotteurs, op het beroepsschijnmatige af;
  3. het ergste is als die foezelaars er ook nog vezelpraat bij verkopen.
  1. daar hoef je als vrouw echt geen genoegen mee te nemen;
  2. nog steeds meer vrouw dan een kerel;
  3. nou, eventjes dan, jochie, en hoe voelt het?;
  4. no kate, no way.
  1. bijvoeglijkheid van uitermate gevoel;
  2. vreugde (itt pijne in: "als pijne en fijne twee lingen zijn, wie gedenkt er dan het mijn", uit: geitebont en bereborst, 1994);
  3. vlot verloop;
  4. 't onaanraakbaar tere;
  5. doet zich ten onrechte voor als betekenis 4 (op basis van geld, gewoonte of grofheid).
  1. is fijne, maar dan zo heftig dat het stokken van de ademhaling niet ongedaan raakt (zie ook: ver en verfijnd).
  1. onder de verderfelijke invloed van foezel en flut;
  2. het bederf zit al in het vlechtwerk.
  1. kussen op waterbasis (zie ook: 'hil');
  2. dwaasheid op nivo.
  1. met gesloten ogen en getuite lippen (zie ook: fokussen);
  2. beroerde mond om gek van te worden;
  3.  
  1. de blik richten (zie ook: blikwinkel);
  2.  
  1. vrolijke dwaaskaak, maffe ketel (zie ook: 'foelonhil');
  2. krakende of doorkijkkleding;
  3. steeds samen, maar in verkeerde bedding;
  4. gaat strakker zitten onder invloed van warmte of stijgende vochtigheidsgraad;
  5. staalbeslag dat losgehaald vormvast is;
  6. blad zonder aangegeven kant;
  7. huidschildering (itt tatoe).
  1. nasale pakking;
  2. dwaas in beweging;
  3. groenblijvende loofboom met vrij rechthoekig blad;
  4. dunbladig slagwerk van kunststof of metaal.
  1. slaapbaar, met zeer opstaande kantjes (zie ook: 'folie');
  2. niet vlak te strijken klosweefsel;
  3. de gelamineerde zijde, itt de dorsikant, die ruw blijft;
  4. uit de band gesprongen plooirok, of drager daarvan.
  1. kennis van de opzet van waterwerken;
  2. leer die zich bezighoudt met de verborgen betekenis van dichtgroeiende spleten;
  3. er wordt al eeuwen gezocht naar de klankentaal van watervallen.
  1. iemand die zich alleen in springbronnen wast;
  2. de klanken van mijn eigen ochtendbron geven een redelijke indikatie van mijn werkzaamheden en plichten van die dag;
  3. schedelsplijter, iedereen die mij met luide spraak en schouderkloppingen begroet op de vroege ochtend na een intensieve diskussie met mijn vrienden alkohol en drank.
  1. tang met tanden, mechanische klauw;
  2. tuig om zaken open te wringen, levert geen littekens op mits met beleid gehanteerd;
  3. onderdeel dat vernieuwende inzichten biedt als het op de juiste manier wordt gebruikt;
  4. (zie ook: 'vorket') bloedende mondhoeken soms.
  1. er groeit mij een arm bij, door jouw openheid;
  2. (zie ook: 'schietopdrop') zolang de handen op en neer gaan, is er geen sprake;
  3. het niet aan- en afgevoerd krijgen van voedingsplaatsen.
  1. kortgebroekte schijfversneller (zie ook: 'sykloot' en 'lotrón');
  2. onverwarmd het lekkerst, wat wil je;
  3. wit bontje dat zelf kan lopen;
  4. verkouden weerproleet;
  5. ijselijk wezen na uitvinding koelkast.
  1. scheldpartij tussen gebotste autoos;
  2. mimikri van openbare muren (zie ook: 'graffiet');
  3. veel heen en weer blaffen met mogelijk finale afloop, eigenlijk haast nooit om belangrijke redenen.
  1. snelle verpakking van ene in andere hand;
  2. materiaal dat in een bepaald gezelschap beter afwezig was.
  1. zie: 'krukkelen';
  2. rommelig, geplooid, geronnen geraamte;
  3. iemand die duidelijk te verstaan is gegeven dat foezelarij niet gewenst was, hij zal het ook niet meer doen, geen vingers om wijzingen te plegen;
  4. vertederende kleine, waar ieder met z'n tengels af moet blijven.
  1. braderij;
  2. kast met uitgestalde waar die ligt te wachten tot jij er naar wijst, waarna het spul snel vettig verhit kan worden;
  3. persoon achter de uitstalkast die voor jou de waren verhit.